Duits antitankkanon 7,5 cm Pak 40 (7,5 cm Panzerabwehrkanone 40) uit de Tweede Wereldoorlog. Werk aan dit kanon werd in 1939-1941 uitgevoerd door Krupp en Rheinmetall. Een aanzienlijke versnelling van het onderzoekswerk vond plaats na de start van Operatie Barbarossa en de ontmoeting door Duitse gepantserde eenheden van de KW-1- en T-34-tanks. Het Pak 40-kanon werd vanaf eind 1941 in lijneenheden geïntroduceerd. Dankzij de hoge parameters werd het tot het einde van de oorlog het belangrijkste Duitse antitankkanon. Het was in staat om vuurgevechten aan te gaan met alle Sovjet- en geallieerde tanks, tot het verschijnen van voertuigen als de IS-2, M26 Pershing en Centurion. In de periode 1941-1945 werden meer dan 29.000 van deze wapens geproduceerd (inclusief kanonnen geïnstalleerd op tankdestroyers). Het belangrijkste nadeel was het relatief hoge gewicht, waardoor het gebruik van een artillerietractor nodig was voor het transport. Vanwege het brede scala aan munitie dat het kon afvuren, werd het vaak gebruikt als veldkanon. Het gewicht van de projectielen varieerde van 4,1 kg tot 6,8 kg. Technische gegevens: kaliber: 75 mm, gewicht: 1425 kg, beginsnelheid: 930 m/s (sub-kaliber shell), vuursnelheid: 14 ronden/min. Na de oorlog werd het Pak 40 kanon gebruikt in de legers van onder meer Albanië, Bulgarije, Tsjecho-Slowakije, Finland, Roemenië en Hongarije.
De Duitse ervaring van de Eerste Wereldoorlog toonde duidelijk de grote rol van artillerie op het slagveld en vaak de beslissende invloed die artillerie op de infanterie had. Tegelijkertijd belemmerden de beperkingen van het Verdrag van Versailles van 1919 echter de ontwikkeling van dit type wapen in Duitsland in de jaren 1920, en in het bijzonder de introductie van zware artillerie in lijneenheden. Deze situatie veranderde nadat de nazi's in 1933 aan de macht kwamen, toen het proces van vrijwel ongebreidelde bewapening begon. Veel van de eerder ontwikkelde pistoolmodellen gingen in brede productie. In die tijd (na 1933) werden op zeer grote schaal verschillende nieuwe soorten kanonnen in gebruik genomen, waaronder: 10,5 cm leFH 18 of 15 cm SIG 33, d.w.z. de basis lichte en zware houwitser van de Duitse infanterie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het is de moeite waard eraan toe te voegen dat het Duitse leger veel belang hechtte aan de rol van artillerie (vooral zware artillerie) op het slagveld. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog had de Duitse infanteriedivisie bijvoorbeeld 20 75 mm lichte infanteriekanonnen, 6 150 mm zware kanonnen, 36 105 mm lichte houwitsers en 12 150 mm zware houwitsers in voorraad. Het is vermeldenswaard dat de Duitse tactiek van het gebruik van artillerie vooral de nadruk legde op de nauwkeurigheid van het schieten, wat op zijn beurt een negatief effect had op de snelheid van het betreden van de actie.