Zoals in veel andere legers uit de periode van de Tweede Wereldoorlog, was de rol van veldwerkplaatsen in het Duitse leger en de mogelijkheid om beschadigde of kapotte voertuigen weer in gebruik te nemen aanzienlijk. Op het niveau van de infanteriedivisie in 1939 werd deze rol gespeeld door de eenheid bevoorrading bestaande uit 9 colonnes vrachtwagens, een werkplaatsbedrijf en een gemotoriseerd bevoorradingsbedrijf. Bij de pantserdivisie (post uit 1939) werd deze rol gespeeld door een kwartiermeesterbataljon bestaande uit 6 lichtvoorraadkolommen, twee veldwerkplaatsen en een kwartiermeestercompagnie. Vanwege de grote verscheidenheid aan machines (terreinvoertuigen, vrachtwagens, rupsvoertuigen, enz.) die in de Wehrmacht bestonden, waren deze subeenheden erg belangrijk om de efficiënte werking van een infanteriedivisie of een pantserdivisie te verzekeren. Het is ook de moeite waard eraan toe te voegen dat de werkplaatseenheden in het Duitse leger meestal gemotoriseerd of gemechaniseerd waren, en ook - in gemechaniseerde eenheden - behoorlijk gespecialiseerde uitrusting hadden, zoals tanks van technische voorzieningen (Duits: Bergepanzer).
Ondanks hun nederlaag in de Eerste Wereldoorlog, zag het Duitse officierskorps in het interbellum nog steeds het belangrijkste middel tot overwinning in een toekomstige oorlog in een offensieve operatie. Zo deed hij een andere ervaring op uit de Grote Oorlog dan zijn Franse evenknie. Op basis van de ervaringen van 1914-1918, waaronder de infiltratietactieken die door de Stosstruppen-troepen werden gebruikt, maar ook de intense ontwikkeling van de luchtvaart en gepantserde wapens, ontwikkelde een deel van het Duitse officierskorps (bijv. Gen. Heinz Guderian) theoretische aannames van de zo -genaamd bliksemoorlog (Duits: Blitzkrieg), dat wil zeggen, het streven om de vijand neer te halen met één beslissende offensieve operatie die in de kortst mogelijke tijd en met de maximale intensiteit van strijdkrachten en middelen wordt uitgevoerd. Ook het Duitse officierskorps werd in de jaren dertig en tijdens de wereldoorlog volgens deze offensieve oorlogsleer opgeleid. Het is ook de moeite waard eraan toe te voegen dat Duitse officieren van bijna alle niveaus in de loop van de Tweede Wereldoorlog het principe van de zogenaamde opdracht per opdracht (Gr. Auftragstaktik), dat wil zeggen, ze schetsten aan hun ondergeschikten de taak die moest worden bereikt en de krachten die tot hun beschikking stonden, terwijl de uitvoering van de taak geheel aan hen was. Een dergelijk bevelsmodel, gebaseerd op zeer goed en uniform opgeleide officieren, leidde ertoe dat het Duitse leger zeer flexibel in actie was en sneller kon reageren op verschillende niveaus dan zijn tegenstanders (bijv. het Franse leger tijdens de campagne van 1940 of Sovjetleger van 1941). Dit systeem bleek succesvol (vooral op lagere niveaus) gedurende de Tweede Wereldoorlog. Het is ook de moeite waard eraan toe te voegen dat veel vooraanstaande commandanten tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Duitse officierskorps hebben gediend, waaronder: Erich von Manstein, Heinz Guderian, Erwin Rommel en Walter Model.